Basiskennis Fotografie Les 1: Inleiding

Hierboven kunt een andere les kiezen

Basiskennis Fotografie Les 1: Inleiding Fotografie

Les 1: Basiskennis Fotografie

1. Aan de slag met je spiegelreflexcamera

Vermoedelijk heb je recent je eerste spiegelreflexcamera gekocht? Een flinke stap vooruit vergeleken met een compactcamera en een stap die vaak wordt gezet door iemand die meer wil leren over fotografie. In deze cursus leer je een flink aantal vaardigheden wanneer je net met een spiegelreflexcamera begint.

Een spiegelreflexcamera is een stap vooruit vergeleken met een compactcamera, maar een spiegelreflexcamera is niet een magisch apparaat dat je opeens topfoto’s laat maken. Met een spiegelreflex-camera vergroot je de mogelijkheden om een mooie foto te maken. Een goede fotograaf kan in de juiste omstandigheden met het juiste licht ook een goede foto maken. Dit vereist wel dat je veel experimenteert en je camera beter leert kennen.

Op bovenstaande afbeelding zie je een sony systeemcamera waarbij net als bij een spiegelreflexcamera de lenzen verwisselt kunnen worden.

Een systeemcamera lijkt veel op de compactcamera. Echter, het grote voordeel van de systeemcamera vergeleken met de compactcamera is dat de systeemcamera met een veel grotere sensor te verkrijgen is. De systeemcamera is met een APS-C sensor en met de nog veel grotere full-frame sensor verkrijgbaar. Hierdoor presteren die camera’s veel beter bij lastige lichtomstandigheden, hebben ze een groter dynamisch bereik en is er veel minder snel sprake van ruis in de foto’s. Nog een voordeel van een systeemcamera vergeleken met een compactcamera is dat het bij een systeemcamera’s mogelijk is om de lenzen (objectieven) te verwisselen. De systeemcamera’s staan bekend om hun kleinere body’s ten opzichte van een spiegelreflexcamera. Zowel de systeemcamera als de compactcamera zijn goede fotocamera’s, maar kunnen qua prijs behoorlijk wat verschillen. Als je de beste systeemcamera tot 600 euro vergelijkt met de beste compactcamera, dan zullen de uitbreidingsmogelijkheden van de systeemcamera de doorslag geven. Je kunt de systeemcamera eindeloos aan blijven vullen met extra lenzen (objectieven), een elektronische zoeker of externe flitsers, terwijl de compact camera juist een echte alles inéén camera is, een camera met een vaste lens.

Een van de eerste adviezen die ik je mee wil geven als je een nieuwe camera hebt, is. Zorg dat je accu altijd volledig opgeladen is of zorg eventueel voor een extra accu. Maak dat je voldoende opslag met je geheugenkaartjes hebt. Zo kun je naar hartenlust experimenteren en heb je aan het eind van de dag nog energie in de accu en ruimte op je geheugenkaart om net die schitterende zonsondergang nog even mee te fotograferen. Wis de geheugenkaartjes alleen in je camera, dan worden de foto’s automatisch doorgenummerd. Gebruik eventueel een losse USB-kaartlezer om de foto’s sneller naar je computer over te zetten.

Een ander goed startpunt is de handleiding. Niet om die meteen helemaal door te lezen, maar ze bieden als naslagwerk een goed hulpmiddel om de verschillende functies van je camera goed te leren kennen. Zeker als je op internet of in een boek bepaalde technieken leert en je wilt bekijken hoe je dit met jouw camera moet doen. Houd daarom de handleiding zeker bij de hand als je met je camera op stap gaat.

Koop nog niet meteen een aantal nieuwe lenzen (objectieven), tenzij je al heel goed weet welke vorm van fotografie dat je wilt gaan doen. Het is een goed idee eerst even te experimenteren met de bijgeleverde kitlens. De kwaliteit is meestal niet al te super, maar je kunt er nog steeds foto's van een heel goede kwaliteit mee maken en door de beperkingen van de kitlens leer je beter kennen aan wat voor soort lens je later behoefte hebt.

2. Zoeker of LCD scherm

In tegenstelling tot een compactcamera kijk je bij een spiegelreflexcamera meestal door de zoeker van de camera om de compositie te bepalen. Hier komt de spiegel uit spiegelreflex vandaan, het beeld van de lens wordt door middel van een opklapbare spiegel via een pentaprisma naar de zoeker gezonden. Op het moment dat je de foto maakt, klapt de spiegel omhoog zodat het licht wat door de lens komt op de sensor kan vallen, na het verstrijken van de ingestelde sluitertijd klapt de spiegel weer automatisch om.

Op de afbeelding hierboven zie je bij de rode pijl het instelwieltje voor de zoeker waarmee je het beeld scherp kunt stellen.

Door de zoeker zie je dus precies hetzelfde beeld als het beeld van de uiteindelijk foto, hoewel niet alle zoekers 100% van het beeld laten zien. Als je een foto maakt, is het een goed idee om terwijl je door de zoeker kijkt, met je oog langs de randen van het beeld te gaan. Om te kijken of je niet toevallig een prullenbak of een ander storend element in de foto hebt opgenomen dat de aandacht kan afleiden.

Met instelwieltje voor de zoeker dat je rechtsboven op de bovenstaande afbeelding ziet, (met het + en – teken erbij) kun je het beeld op je ogen scherpstellen als je door de zoeker kijkt.

3. Live view

Op de meeste nieuwe camera's zit een functie die Live view genoemd wordt, hiermee kun je op het LCD scherm aan de achterkant van de camera het beeld bekijken. Dit levert echter een minder stabiele situatie op, je moet immers je handen uitgestrekt voor je houden terwijl je een foto maakt. Daardoor kun je de camera niet zo stil houden als wanneer je door de zoeker kijkt, want dan heb je als je het goed doet, de linkerarm met de elleboog tegen je lichaam aangedrukt waardoor je een stabielere houding creëert. Dit gaat meestal nog wel goed met een compactcamera, maar een spiegelreflexcamera met lens is vaak veel zwaarder, waardoor je een grotere kans hebt op onscherpte door beweging van je camera. Daarnaast zie op een dag met felle zon, weinig op het LCD scherm. Live view is vooral handig als je de spiegelreflexcamera op een statief gebruikt, of als je niet eenvoudig door de zoeker kunt kijken.

4. Camera-houding

1. Om bewegingsonscherpte te voorkomen is het belangrijk om je (spiegelreflex) camera op de juiste manier vast te houden. Een goede houding tijdens het fotograferen draagt bij aan een scherpere foto’s. Maar dat gaat helaas regelmatig mis. Wat is nu de juiste houding bij het fotograferen?

2. Zorg dat je stevig op je benen staat. Plaats je benen iets uit elkaar en plaats de ene voet iets schuin voor de andere voet, voor de meest stabiele houding. Als je iets hebt waar je tegenaan kunt leunen, dan geeft dat extra stabiliteit. Dan kun je daar mooi gebruik van maken. Wil je een laag standpunt, plaats dan één knie op de grond en leun vervolgens met je ellebogen op je andere knie.

3. Pak je camera met twee handen vast voor de meeste stabiliteit. Plaats jouw linkerhand onder de camera en het objectief. Door je linkerhand onder je objectief te plaatsen en de body van de camera tegen je pols te laten rusten bied je een betere steun en je kun makkelijker aan je zoomring of scherpstelring draaien. Hierdoor kun je de camera vrij een richting op draaien, maar toch stevig vasthouden als je ook je rechterhand plaatst. Het voorkomt tevens dat je camera door het gewicht van je objectief naar voren wil vallen. Met je rechterhand hou je de body vast. Je duim op de achterkant van de body, je wijsvinger zweeft boven de ontspanknop en je andere drie vingers plaats je aan de voorkant. De meeste camera's hebben aan de voorkant een uitsparing voor je vingers. Hou je camera stevig vast maar knijp er niet in. Door te knijpen ga je trillen en krijg je juist meer beweging.

4. Breng je camera naar je gezicht door je armen te buigen en druk je ellebogen tegen je lichaam aan voor meer stabiliteit. Jouw lichaam fungeert als het ware als statief. De camera heeft nu weinig speelruimte en je houdt hem beter stil, wat scherpere fotos oplevert. Je went er makkelijker aan dan je denkt en zodra je het resultaat van je foto's ziet, ben je blij dat je het hebt gedaan. Dit is een stabiele, maar ook natuurlijke houding als je door de zoeker van de camera kijkt. Dezelfde houding werkt ook als je de camera in de verticale stand houdt.

5. Controleer je ademhaling en maak de foto tussen het ademhalen door. Tijdens het ademhalen beweeg je en creëer je bewegingsonscherpte. Door je foto's te maken tussen het ademhalen door vergroot je de kans op scherpere foto's. Je kunt er beter voor kiezen om heel even je adem in te houden.

6. Na het maken van de foto hou je een of twee seconde rust. Haal de camera niet meteen na het maken van de foto van je gezicht vandaan. Net die ene seconde rust kan een heel groot verschil maken in de kwaliteit van je foto.

7. Zorg er altijd voor dat je ontspannen bent tijdens het fotograferen. Hoe meer je ontspannen bent, hoe minder dat je gaat trillen. Ontspan je nek en schouders en hou de camera losjes in je handen, controleer je ademhaling.

5. Semiautomatisch

De resultaten op de automatische stand zijn niet slecht, zeker niet onder standaard omstandigheden, maar je benut niet echt de uitgebreide mogelijkheden van je nieuwe spiegelreflexcamera.

Kies daarom voor één van de semiautomatische standen waarmee je één van de drie elementen van de belichtingsdriehoek kunt beïnvloeden. Door het diafragma (hoeveel licht er door de lens op de sensor valt) of de sluitertijd (hoe lang er licht op de sensor valt) te gebruiken kun je de 3 elementen beïnvloeden. Ook de ISO-waarde (hoe gevoelig de sensor is voor het licht dat er op valt) is een element waarmee je het gewenste resultaat kunt behalen. De camera zorgt er steeds voor dat de andere elementen automatisch ingesteld worden aan de hand van jouw voorkeuze.

6. Diafragmavoorkeuze

Kies bijvoorbeeld voor diafragmavoorkeuze, {bij Canon wordt dat (Av) genoemd en bij Nikon en Sony wordt dat (A) genoemd} op het instelwiel bovenop de camera. Zie de rode pijl op onderstaande afbeelding, daar zie je nu dat P-stand ingesteld staat. Bij de diafragmavoorkeuze stel je door aan de lens te draaien de lensopening (het diafragma) van de lens in en bepaal je daarmee de hoeveelheid licht die op de beeldsensor valt. Hiermee kun je bepalen hoe scherp de achtergrond wordt. Hoe lager het getal, hoe onscherper je de achtergrond kunt krijgen. Dit zorgt er voor dat je onderwerp uit de achtergrond lijkt te komen, je krijgt een meer driedimensionaal beeld.

Bovenstaande foto is een bovenaanzicht van een Canon camera.

Bovenstaande foto is een bovenaanzicht van een Nikon camera.

Hoe sterk het effect wordt, hangt ook af van het soort lens dat je gebruikt, hoe ver je van je onderwerp staat en hoe ver weg de achtergrond is. Als je volledig ingezoomd je onderwerp in beeld neemt, met een laag getal en de achtergrond is een heel stuk verderop, dan zou je dit effect heel goed moeten zien.

In de onderstaande voorbeelden zie je duidelijk het verschil tussen verschillende diafragma waarden. Links met diafragma f/22 is de pijpknotszwam scherp en de achtergrond ook nog goed te zien. Rechts met diafragma f/4.0 is alleen de pijpknotszwam nog scherp en de achtergrond wazig.

De linkse foto van de pijpknotszwam heb ik gemaakt met een belichting van 13,0 sec; f/22;00; ISO 100, terwijl ik de rechtse foto heb gemaakt met een belichting van 0,4 sec; f/4,0; ISO 100. Dit zijn echter een tweetal dermate lange sluitertijden dat een statief bij het maken van dit soort foto’s noodzakelijk is.

Fotografeer je echter een landschap, dan is het vaak belangrijk om zowel op de voorgrond als de achtergrond een scherp resultaat te krijgen. Zo zie je het landschap per slot van rekening ook met je eigen ogen. Kies dan voor een diafragma voorkeur van minstens f/8 of f/11, of nog hoger als de sluitertijd dat toelaat bij uit de hand fotograferen.

Let er ook op dat de camera niet automatisch een te langzame sluitertijd instelt. Dan loop je risico op beweging doordat de camera is bewogen tijdens het nemen van de foto. Probeer de sluitertijd niet onder de 1/60s te laten komen, afhankelijk van de zoom die je gebruikt op de lens moet dit nog wat sneller. Probeer bijvoorbeeld bij 100 mm de sluitertijd niet onder de 1/160s te laten komen, bij 80 mm niet onder de 1/125s.

7. Sluitertijdvoorkeuze

Je kunt de camera ook instellen op de Sluitertijdvoorkeuze wat bij Canon TV (zie afbeelding bovenzijde Canon camera) wordt genoemd en bij Nikon en Sony S (zie afbeelding bovenzijde Nikon camera), op het draaiwiel bovenop de camera. Hiermee geef je een voorkeuze aan voor de sluitertijd. In de fotografie worden tijden uitgedrukt in fracties van seconden, een normale sluitertijd duurt bijvoorbeeld 1/125s of 1/250s. Dit is een heel korte sluitertijd die er voor zorgt dat je ook bij een klein beetje beweging nog scherpe beelden kunt vastleggen. Met sluitertijdvoorkeuze stel je deze sluitertijd snelheid zelf in, de camera zoekt de andere juiste instellingen (Diafragma en ISO-waarde) er automatisch bij.

Toen ik deze foto in Rotterdam heb gemaakt was het al donker, waardoor de sluitertijd langer werd. Door even te wachten tot er een auto over de Erasmusbrug kwam en pas dan af te drukken kreeg ik een veel interessanter beeld. De rode strepen in de foto zijn van de achterlichten van passerende auto's. Door de snelheid van de auto's zie je die niet terug in de foto vanwege de lange sluitertijd waar deze foto mee genomen is. Deze foto is belicht met een sluitertijd van 4,0 sec; f/4,0; ISO 100.

Sluitertijdvoorkeuze kun je bijvoorbeeld gebruiken als je beweging wilt laten zien in je foto of juist beweging wilt stopzetten. Denk aan het vastleggen van stromend water, met een langere sluitertijd kun je de beweging van het water laten zien, iets wat je met het blote oog nooit goed kunt zien. Zorg er dan echter wel voor dat je een statief bij je hebt waar je de camera op plaats of gebruik een muurtje of iets dergelijk om je camera op te laten steunen.

Bovenstaande foto is van stromend water bij een duiker in Oisterwijk 1/5 sec; f/22; ISO 200

Een snelle sluitertijd zorgt er voor dat je beweging kunt stopzetten (bevriezen). Om verder te gaan met het voorbeeld van water. Als je kiest voor een snelle sluitertijd terwijl je een fontein of kraan fotografeert, dan zul je zien dat het lijkt alsof je de afzonderlijke waterdruppels kunt tellen, terwijl het bij een langere sluitertijd lijkt of het water stroomt, het lijkt dan meer op een sluier.

Een uiteenspattende melkdruppel 1/60 sec; f/2,8; ISO 100 Flitsduur tussen 1/1000 en 1/5000 sec.

Een uiteenspattende waterdruppel 1/60 sec; f/3,5; ISO 400 Flitsduur tussen 1/1000 en 1/5000 sec.

8. ISO

De ISO-waarde geeft aan hoe gevoelig de sensor is voor het licht dat je vastlegt. Hoe hoger het getal, hoe minder licht op de sensor hoeft te vallen om dezelfde belichting te krijgen. ISO 100 is standaard voor de meeste cameramerken, Bij Nikon camera’s is ISO 200 meestal standaard. In de meeste gevallen houd je deze standaard waarde zo ingesteld voor het beste resultaat.

Maar vergeet niet dat dit een handig hulpmiddel is als je bijvoorbeeld binnen of in een kerk fotografeert. Als je het diafragma wijd open hebt (een klein diafragma getal) en je sluitertijd wordt te langzaam om nog een scherp resultaat te krijgen. Dan kun je de ISO-waarde verhogen om de sluitertijd weer te versnellen zodat je alsnog met de camera in de hand een foto kunt nemen. Probeer dan wel ergens tegen aan te leunen of nog beter, gebruik een statief.

ISO is dus een ideale manier om bij minder licht toch de gewenste foto te maken. Zoals met alles heeft echter elk voordeel ook een nadeel. De lichtgevoeligheid van de sensor neemt toe, maar je loopt ook meer risico op ‘ruis’ in de foto, (digitale foutjes) maar daar vertel ik later nog meer over.

ISO 1600 is al vrij hoog, daarom is er veel ruis in de foto te zien

Afhankelijk van de kwaliteit van de sensor in de camera zie je ruis toenemen ongeveer vanaf ISO 400. Sommige camera’s zijn wat gevoeliger voor ruis dan anderen en het is in vergelijkende tests dan vaak ook een belangrijk punt. De ruisgevoeligheid bepaalt mee hoe lang je buiten in de schemering of binnen zonder statief door kunt blijven fotograferen om toch nog acceptabele foto’s te krijgen.

Voor de ISO-waarde is geen voorkeurstand, maar je kunt je camera vaak wel instellen op ‘auto ISO’. Doe dit vooral als je wisselende lichtomstandigheden hebt. De ISO-waarde heeft echter direct gevolg voor de uiteindelijke beeldkwaliteit, het is goed te weten tot hoever je met jouw camera kunt gaan voordat je zoveel ruis ziet dat jouw camera geen mooie beelden meer oplevert. Maar wees ook niet te bang, beter een scherp beeld met wat ruis dan een onscherp ruisloos beeld. Bij sommige camera’s kun je instellen tot hoe hoog ‘auto ISO’ mag gaan. Het is geen schande zo’n semiautomatische stand te kiezen.

Als ik mensen en landschappen vastleg, fotografeer ik vrijwel altijd op de diafragmavoorkeuzestand en in andere gevallen gebruik ik de sluitertijdvoorkeuzestand. De M stand, handmatige instellingen gebruik ik met name in de studio als de situatie tussen de verschillende foto's gelijk blijft of als ik heel veel tijd heb, bijvoorbeeld wachtend op de zonsondergang in een landschap.

9. Belichtingscompensatie

Het uiteindelijke doel van het nemen van een foto is dat je een interessant beeld krijgt dat niet is overbelicht (te licht) of onderbelicht (te donker). De camera heeft hiervoor een ingebouwde lichtmeter en die weet in heel veel gevallen zelf wat de juiste belichting is voor het door jou gekozen diafragma of de door jou gekozen sluitertijd. In sommige omstandigheden moet je de camera echter helpen om de juiste belichting te krijgen. Bijvoorbeeld als in het beeld heel veel wit (bijvoorbeeld sneeuw) of heel veel zwart is opgenomen. De camera gaat altijd op zoek naar een verdeling van de lichttonen die op 18% grijs uit komt (neutraal grijs). Is er veel wit of zwart in beeld, dan kiest de camera instellingen die er voor zorgen dat het wit of zwart als grijs wordt vastgelegd. De computer in de camera heeft het in dit geval fout. Door de camera bij te sturen kun je toch een goed resultaat krijgen.

Op de schaal van de lichtmeter op de camera stel je de belichting van 0 naar +2, +1, -1 of -2 afhankelijk van het effect en de hoeveel compensatie die je wilt. (de meeste camera’s kun je ook zo instellen dat de stappen per 1/3e gaan). Hoe meer naar links (van 0 naar -2), hoe donkerder het beeld, hoe meer naar rechts (van 0 naar +2) hoe lichter het beeld.

Heb je een witte jurk in beeld en stelt de camera eigenlijk een te korte sluitertijd voor om naar 18% grijs te gaan, dan kun je met +1 of +2 extra licht toevoegen om toch weer een witte jurk in beeld te krijgen. Hetzelfde geldt voor de zwarte broek van de bruidegom die je bijvoorbeeld op -1 kunt fotograferen om meer echt zwart te krijgen.

Op basis van ervaring of door een testfoto te maken kun je waar nodig de belichtingscompensatie instellen. Hoe je dit bij jouw camera doet, kun je in de handleiding vinden. Vaak onder de term “EV” (Exposure Compensation), AEB of belichtingscompensatie.

Bij de meeste camera’s kun je gebruik maken van belichtingscompensatie in een prioriteitsstand zoals diafragma- of sluitertijdvoorkeur of in P modus, het is dus niet noodzakelijk in de M stand te fotograferen.

10. Compositie

Je maakt een foto, omdat het je aanspreekt wat je ziet. Maar wat je in de echte wereld ziet laat zich niet altijd naar het tweedimensionale beeld vertalen van je monitor of een afdruk. Een belangrijk element in het fotograferen is de compositie. Onder deze term verstaan we hoe de verschillende elementen die de foto vormen in het beeld zijn geplaatst.

Dankzij een telelens is het mogelijk vogels die je niet dicht genoeg kunt benaderen in beeld brengen

Bij fotografie is het belangrijk dat de kijker goed kan zien wat het onderwerp van de foto is. Door je standpunt te wijzigen, in- en uit te zoomen of door een stap vooruit of achteruit te zetten kun je elementen uitsluiten of juist toevoegen aan de foto waardoor je een beter verhaal kunt vertellen.

Het is de bedoeling dat de kijker even bij je foto blijft hangen. Bij de compositie is het heel belangrijk alleen die elementen in het beeld op te nemen die belangrijk zijn voor het beeld, overbodige elementen moet je zoveel mogelijk weglaten, omdat ze alleen maar afleiden van het hoofdonderwerp.

Een standaardregel in fotografie is de regel van derden. Als je goed oplet bij het bekijken van foto’s en als je tv kijkt dan zul je zien dat het onderwerp vaak op 1/3 van links of 1/3 van rechts of iets meer boven of beneden in het beeld is geplaatst in plaats van precies in het midden zoals je misschien geneigd bent te doen. Het onderwerp wordt geplaatst op één van de snijpunten van de regel van derde indeling, waardoor het beeld net iets interessanter wordt.

Dit monument van de 117 verdronken dorpen in Zeeland is precies op de rechterlijn geplaatst, in het onderste gedeelte staat de meer als 5 Km lange Zeelandbrug op de achtergrond. Specificaties: 1/100 sec; f/11; ISO 100; Brandpuntsafstand 43 mm; Diafragmaprioriteit.

De regel van derden is echter niet heilig, een compositie kan net zo interessant of misschien wel interessanter zijn als je niet krampachtig aan de ‘regel’ vasthoudt, maar juist voor een afwijkende compositie kiest. Regels bestaan sowieso niet in fotografie, experimenteer daarom zoveel mogelijk, je merkt vanzelf wat wel en niet werkt.

Bij compositie moet je trouwens niet alleen denken aan de plaats van je onderwerp, maar ook andere elementen als lijnen, kleuren en lenskeuze spelen mee.

11. Lenzen

Over lenzen gesproken. Wat een spiegelreflexcamera extra biedt vergeleken met een traditionele compactcamera is de mogelijkheid om lenzen te wisselen. Hierdoor kun je de camera aanpassen aan de onderwerpen die je fotografeert. Een groothoeklens als je het hele gebouw op de foto wilt zetten en een telelens als je meer geïnteresseerd bent in vogels of andere onderwerpen die je niet dichtgenoeg kunt benaderen.

Je hoeft geen uitgebreide collectie lenzen te hebben bij de start, je kunt eerst met de meegeleverde ‘kitlens’ en eventueel een telelens, bijvoorbeeld een 70-300 mm lens uitproberen welke onderwerpen je liggen. Vaak kun je al door een paar stappen vooruit of achteruit te zetten je onderwerp beter in beeld brengen.

Als je op zoek gaat naar een nieuwe lens, bedenk dan dat de kwaliteit van een lens een grote invloed kan hebben op het eindresultaat van je foto’s. Een lens gaat vele jaren langer mee dan de camera zelf, een goede aankoop kan een investering voor de toekomst zijn. Bedenk vooraf goed waar je behoeftes liggen en probeer verschillende lenzen uit. Let op dat je lenzen kiest die geschikt zijn voor je camera, Nikon lenzen werken niet op een Canon camera en andersom. Je kunt echter met een metabones adapter wel canon lenzen gebruiken op een sony camera. Deze mogelijkheden komen ook voor andere merken steeds meer beschikbaar.

Metabones EF-Emount adapter

Metabones EF-Emount adapter met een Canon EF lens op een Sony camera

Als je een relatief dure lens hebt wil je die natuurlijk wel beschermen. Dit is een controversieel onderwerp, veel fotografen zweren bij een doorzichtig UV filter voor bescherming van de lens, anderen zeggen dat een zonnekap op de lens voldoende is (dit houdt ook hinderlijke lensflare uit het beeld). Ik schaar me in het laatste kamp en heb nooit last gehad dat er een beschadiging op de voorkant van de lens kwam (afkloppen).

12. Het licht zien

Mooi licht bepaalt voor een groot deel het succes van je foto’s. Veel fotografen kiezen er voor niet midden op de dag te fotograferen. Het licht is dan vrij hard, waardoor het verschil tussen lichte en donkere delen van de foto zo groot is dat de camera niet meer alle details in de donkere of lichte deel kan zien. In dat geval moet je een keuze maken.

Er zijn manieren om te voorkomen dat we die keuze moeten maken. Zo kun je fotograferen één a twee uur na zonsopkomst en voor zonsondergang. Als de zon net is opgekomen of op het punt staat om onder te gaan, heeft het licht een gele gloed, bijna goud gekleurd. De zon staat dan ook vrij laag, waardoor je mooi het reliëf in het landschap ziet.

Veel landschapsfotografen fotograferen alleen tijdens deze omstandigheden, maar ook overdag kun je mooie plaatjes maken als je weet waar je op moet letten. Een model of bloemen en planten kun je bijvoorbeeld prima fotograferen in de schaduw, daar is het contrastverschil beperkt waardoor je goed de kleuren en details in je onderwerp kunt tonen.

De opkomende morgenzon geeft een mooie warme kleur aan de lucht in deze foto. Hier is het nog maar net licht aan het worden, en dit was een van die lichtopkomsten waarbij er ook nog laaghangende mist over de landerijen hing.

Licht heeft vele eigenschappen die een fotograaf kan uitbuiten om een bepaald effect te bereiken. Licht kan sterk of zwak zijn, het onderwerp van voren, van achteren of vanaf de zijkant belichten. Licht reflecteert verschillend op verschillende oppervlakken. Licht kan binnenkomen in een hoge of lage hoek. Hard, met donkere en duidelijke schaduwen of juist zacht, bijna schaduwloos of juist gespreid met schaduwen die er wel zijn, maar niet overheersen.

Door op een bepaalde manier het licht te gebruiken kun je een eigen stempel drukken op je beelden, doe je dit lang en onderscheidend genoeg gekoppeld aan bepaalde onderwerpen dan ontstaat er een eigen stijl die mensen zullen gaan herkennen.

13. Nabewerking

Veel foto’s die je online ziet zijn bewerkt op de computer. Dit kunnen heel beperkte bewerkingen zijn, zoals het verwijderen van stofjes, het bijsnijden van het beeld of het verhogen van het contrast, tot uitgebreide bewerkingen als het vervangen van de lucht of het combineren van drie of meer foto’s tot een HDR afbeelding. De nabewerking van foto’s is een vak op zichzelf. Je kunt echter rustig beginnen met programma’s zoals Photoshop, Photoshop Elements, Liminar 4, Paint Shop Pro, iPhoto (Mac), etc.

Als je trots bent op je foto’s wil je die natuurlijk delen met de wereld. Er zijn veel websites waar je gratis of tegen betaling je foto’s kunt uploaden en kunt vragen om opbouwende kritiek. Het is echter wel belangrijk dat je niet lukraak al je foto’s op het internet zet. Heb je veel dezelfde foto’s probeer er dan de beste foto uit te zoeken om die op een website te plaatsen. Veel foto’s van professionele fotografen zien alleen de fotografen zelf, ook zij maken natuurlijk slechte foto’s.

Foto van een Oehoe, 1/1000 sec; f/5,6; ISO 1600 Flitsduur tussen 1/1000 en 1/5000 sec.

De Oehoe behoort tot de allergrootste uilen op de wereld en is bijna tweemaal zo groot als de Ransuil. Door zijn opvallende verschijning was de Oehoe altijd een heel makkelijke prooi voor jagers. Omdat de Oehoe door de eeuwen heen sterk vervolgd is was hij daardoor op veel plaatsen verdwenen. Dankzij herintroductie en beschermende maatregelen is er een kentering ingetreden. Sinds 1997 broedt deze uil zelfs ook weer in Nederland. Foto gemaakt door Jolanda van den Boer.

Ik hoop dat ik je met deze les een goed idee heb gegeven van waar te starten met je nieuwe spiegelreflex.camera

14. Genieten

Natuurlijk is het hoofddoel, het maken van mooie foto’s, maar vergeet niet te genieten van de prachtige omgeving, de zingende vogels, de bloeiende bloemen en de leuke mensen die je tegenkomt. Peter van Kollenburg