Basiskennis Fotografie Les 9: De M-stand

Hierboven kunt een andere les kiezen

Basiskennis Fotografie Les 9: de M-stand

1. Hoe werkt de M-stand van je camera

Bij veel beginnende fotografen die een net spiegelreflexcamera hebben aangeschaft staat de camera vrijwel altijd in de volautomatische groene-stand. De P-, Av(A)- of Tv(S)-stand (in combinatie met belichtingscompensatie) geeft echter veel meer controle over de belichting en dat kan technisch heel wat betere foto's opleveren. Soms zien we zelfs bij deze nieuwe groep fotografen dat ze de camera in de M-stand hebben staan. Maar is dat wel zinvol en maak je als beginnende fotograaf dan ook nog betere foto's?

Is fotograferen op de M stand een optie. Voor mij is het antwoord daarop bijna altijd hetzelfde, dat is nee. Ik ga proberen in deze les uit te leggen waarom ik slechts in één geval de M-stand gebruik en daarbuiten liever helemaal niet.

In alle nieuwe camera’s zit de laatst jaren een behoorlijk geavanceerde computer en lichtmeter. Zodra de ontspanknop half ingedrukt wordt, meet de camera de aanwezige hoeveelheid licht. De camera berekent dan razendsnel welke sluitertijd en welk diafragma er nodig zijn bij de geselecteerd ISO-waarde. Er wordt zelfs rekening gehouden met het zoombereik van de lens die je gebruikt.

Op de automatische stand, vaak het groene vierkantje (zie afbeelding hierboven) gaat het maken van een foto volledig automatisch en ook op de P stand wordt ook de diafragma-sluitertijd combinatie voor je bepaald en kun je alleen de ISO-waarde aanpassen. Pas als je de camera op de diafragmavoorkeuze (Av of A-stand) zet, kun je zelf gedeeltelijk de controle over de camera bepalen. Daarmee bepaal je dan zelf welke diafragma je wilt gebruiken en de camera rekent daar dan bij uit welk sluitertijd er bij gebruikt moet worden om de foto te maken. Bij de sluitertijdvoorkeuze is dat weer net andersom, als je de camera op de sluitertijdvoorkeuze (Tv of S-stand) zet, dan rekent de camera uit welk diafragma er bij hoort. Ook als je een flitser gebruikt, weet de camera precies hoeveel licht er uit de flitser komt en houdt er rekening mee bij het belichten van de foto.

In al deze gevallen rekent de camera uit wat een goede combinatie is om de foto te maken. Je zou dus in principe nooit meer een verkeerd belichte foto moeten krijgen. De praktijk is echter heel anders en daarom moet je er van bewust zijn dat je ook wel eens moet compenseren om een goed belichte foto te krijgen. Een camera zal door het gebruikte meetsysteem, als je een foto maakt van je sneeuw, de foto van nature grijs maken. Een goede fotograaf is zich daar terdege van bewust en zal in dat soort gevallen de instelling van de camera compenseren.

2. De M-stand: wat en hoe?

M = manual exposure (handmatige belichting). En daarmee is meteen duidelijk dat je in de M-stand zelf de belichting voor de opname in moet stellen met een vaste combinatie van Diafragma, sluitertijd en iSO. In onderstaand overzicht zie je het verschil met de 'groene'-stand en de programma's P, Av(A), Tv(S) en M.

Als je de camera op de M-stand instelt, dan moet je het alleen doen. De camera helpt je niet meer. Je moet dan zelf zowel de sluitertijd als het diafragma en de ISO-waarde instellen. Gelukkig zie je in de zoeker wel of de camera verwacht dat de foto overbelicht of onderbelicht word. Je wordt er verder niet bij geholpen, je zult het echt allemaal zelf moeten doen. Dat is natuurlijk een goede oefening om te leren bij welke lichtomstandigheden je welke combinaties kan gebruiken. Er zijn fotografen die als ze naar buiten kijken precies kunnen zeggen welke diafragma-sluitertijd-ISO combinatie er bij het licht wat ze zien ingesteld moet worden. Dat zijn de echte vakmensen die het geleerd hebben in de tijd dat er nog geen volautomatische camera’s bestonden. Toen moest het licht voor iedere foto nog apart met een lichtmeter gemeten worden.

Je kunt natuurlijk zelf ook proberen om dat te evenaren. Ik ben er heilig van overtuigd dat je het kan leren. Waarom zou je dat doen? De camera doet het natuurlijk altijd sneller en beter, laat de camera dus lekker zijn werk doen.

3. Wanneer de M-stand gebruiken?

Zijn er dan geen uitzonderingen om op de M-stand te fotograferen? Ja, die zijn er wel degelijk. Je kunt de M-stand altijd gebruiken. Maar onder wisselende belichtingsomstandigheden ben je dan wel voortdurend bezig het diafragma de sluitertijd en de ISO-waarde, zelf aan te passen. Dat gaat natuurlijk ten koste van je aandacht voor het onderwerp en je timing. de M-stand gebruik ik meestal als ik licht toevoeg. Als je gebruik maakt van losse flitsers of je staat in een studio, dan weet je camera niet dat je deze extra lichtbronnen gebruikt. De camera kan er dan bij het meten van het licht geen rekening mee houden. In dat geval gebruik ik een aparte lichtmeter die wel weet wat de externe lichtbronnen doen bij het maken van een foto. Aan de hand van het door de lichtmeter gemeten licht stel ik dan mijn camera in. In de praktijk is het vaak wel zo dat ik ongeveer weet hoe het zal zijn, en kan ik een diafragma en een sluitertijd in stellen die waarschijnlijk wel kloppen. Dan maak ik een testfoto en zie dan welke waarden aangepast moeten worden. Dat kan het diafragma of de sluitertijd zijn, maar het kan ook de hoeveelheid licht van een losse flitser zijn.

In de M-stand fotograferen is in principe vrij eenvoudig. Je hoeft alleen het programmakeuzewiel van je camera maar op M te zetten. Afhankelijk van het cameramodel kun je dan zelf het diafragma en de sluitertijd instellen (kijk hiervoor in de handleiding van je camera). Hoe weet je nu of de opname goed belicht zal zijn? Dat kun je zien aan de waarde die wordt aangegeven op de Indicator belichtingsniveau, gebaseerd op de interne lichtmeting van de camera. Kijk naar de  rode pijl in onderstaande afbeelding.

De Av- of Tv-stand geeft je dan veel meer flexibiliteit en reactiesnelheid. De M-stand is voor de beginnende fotograaf alleen nuttig bij het werken met constante lichtsituaties, zoals in een studio (met flitsers), óf als je extreem wil belichten, waarbij de belichtingscompensatie van -3 tot +3 (-5 tot +5) niet meer toereikend is. zoals een overdreven high-key foto (ruim overbelichten). Vaste lichtomstandigheden heb ook als je in een grote egaal verlichte ruimte zonder daglicht, zoals in sporthallen. Maak in al die gevallen in de Av-stand bij een bepaalde ISO-waarde en een diafragma eerst een opname van een onderwerp met een gemiddelde helderheid (middengrijs) en noteer de sluitertijd. Zet de camera vervolgens in de M-stand en stel het diafragma, de sluitertijd en de ISO-waarde in, zoals bij de zojuist gemaakte testfoto. Zolang de lichtomstandigheden niet veranderen kun je dan zonder al te veel zorgen met deze vast ingestelde waarden onderwerpen fotograferen met de helderheid zoals die ook in werkelijkheid is. Een donker voorwerp blijft dan donker en wit blijft ook wit. Je moet natuurlijk wel goed op blijven letten wat de stand is van de interne lichtmeting. Of je niet teveel onder- of overbelicht. Zie het rode streepje bij de lichtmeter hierboven. Wil je ook eens proberen op de M-stand te fotograferen? Begin er dan mee als je een externe flitser gebruikt, de camera regelt dan zelf de flitsduur van de flitser.